In het lichaamsvet van zeehonden en vogels in de poolstreken komen relatief hoge concentraties persistente organische chloorverbindingen voor, zoals lindaan, HCB en PCB’s, omdat deze chemicaliën accumuleren in de voedselketen.
In het laboratorium is aangetoond dat lindaan en verscheidene PCB’s een hormoonontregelende werking hebben. Bij dieren die leven in ecosystemen die met zulke stoffen zijn verontreinigd, kan er sprake zijn van een verstoring van de voortplanting en de ontwikkeling. In de Noordzee werd bij bepaalde vissoorten een vervrouwelijking waargenomen.
Hexachloorbenzeen (HCB) ontstond vooral als bijproduct bij de productie van pentachloorfenol (PCP) en werd vroeger ingezet als weekmaker en als schimmelwerend middel. Hoewel deze persistente organische schadelijke stof allang verboden is en niet meer wordt geproduceerd in de Rijnoeverstaten, wordt ze vooral in de Duits-Franse Bovenrijn nog wel aangetroffen in sediment en in palingen.
Polychloorbifenylen (PCB’s) werden vroeger gebruikt in kunststoffen (als weekmaker), in transformatoren en in hydraulische olie. Ze zijn persistent en accumuleren in voedselketens en sediment. In sommige vetrijke palingen uit de Rijn worden nog te hoge PCB-concentraties gemeten.
Naast de genoemde verbindingen kunnen ook andere synthetische organische stoffen, zoals bijvoorbeeld microverontreinigingen, problematisch zijn of worden. De bewaking van de kwaliteit van het Rijnwater blijft dan ook een permanente taak.