1950 - 1971
Wettelijke basis
De oprichting van de ICBR vijf jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog was een eerste politiek succes. Op 11 juli 1950 startte de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn tegen Verontreiniging (ICBR) haar activiteiten als platform om kwesties in verband met de verontreiniging en de monitoring van de Rijn met alle betrokken staten te bespreken en op te lossen. In de praktijk verliep de samenwerking in de internationale werkgroepen aanvankelijk stroef: er moest behoedzaam wederzijds vertrouwen worden opgebouwd.
De grote vrachten van schadelijke stoffen en de zoutbelasting van de Rijn baarden de benedenstrooms gelegen staten ernstige zorgen.
Op 29 april 1963 ondertekenden Nederlandse, Duitse, Franse, Luxemburgse en Zwitserse gezanten in Bern de “Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn tegen Verontreiniging“ en gaven de ICBR hiermee dertien jaar na haar oprichting een volkenrechtelijke status.
Een jaar later, in 1964, werd er in de Duitse stad Koblenz een permanent, internationaal secretariaat ingesteld om de samenwerking tussen de verdragsluitende staten te coördineren. De toenmalige werktalen waren Duits en Frans; in 1999 zou hier Nederlands bijkomen.
Opbouw van een internationaal meetnet
De eerste uitdaging waar de ICBR voor kwam te staan, was de totstandbrenging van een uniform meetprogramma van Zwitserland tot Nederland. Meetlocaties, gemeten stoffen en analysemethodes, waarvoor elk land al een eigen beleid hanteerde, moesten met elkaar worden vergeleken om vervolgens de nodige afspraken te kunnen maken.
De inspanningen van de eerste jaren wierpen vruchten af. Omdat de bevoegde instanties één lijn trokken, kon er een wetenschappelijk onderbouwde en betrouwbare beoordeling van de kwaliteit van het Rijnwater worden geleverd die slechts voor één uitleg vatbaar was. Dat is vandaag overigens niet anders.
De waterkwaliteit ging er echter niet meetbaar op vooruit. Integendeel, aan het eind van de jaren zestig was de kwaliteit van het Rijnwater slechter dan ooit tevoren. De boosdoener was de niet te stuiten groei van de industriële productie in de jaren zestig, vooral in de chemische industrie. De bevolking had er geen vertrouwen meer in dat de overheid en de industrie de Rijn wel wilden beschermen.
Na een zwaar chemisch ongeluk in juni 1969, waarbij een golf Thiodan (endosulfan) uit de Main de visfauna tot in Nederland zo goed als uitroeide, en meerdere storingen en incidenten de jaren daarna begon het de regeringen te dagen dat ze samen moesten optreden en tegenmaatregelen treffen.