De ICBR heeft het genoegen gehad om het eerste kwalitatief sedimentmanagenmentplan voor een internationaal stroomgebied te presenteren. In dit plan wordt een totaaloverzicht gegeven van de verontreiniging van het sediment in de hoofdstroom van de Rijn en zijn belangrijkste zijrivieren.
Het Sedimentmanagementplan is gebaseerd op de volgende classificatiemethode:
(1) In de eerste stap worden de belangrijkste verontreinigende stoffen bepaald en worden de gebieden geïdentificeerd die zijn vervuild door deze stoffen.
(2) In de tweede stap worden de sedimentatiegebieden vastgesteld waar er sprake is van meer dan 1.000 m³ verontreinigd sediment. Deze sedimentatiegebieden worden “areas of concern” genoemd wanneer er geen natuurlijk of door de mens veroorzaakt risico bestaat dat het verontreinigde sediment weer wordt opgewerveld (risico op resuspensie).
(3) In de derde stap wordt onderzocht in hoeverre resuspensie en het verder transporteren van verontreinigd sediment de waterkwaliteit van benedenstrooms gelegen gebieden kan aantasten of daadwerkelijk aantast. Daarbij speelt de beoordeling van het risico op resuspensie als gevolg van hoogwater, de invloed van wind en antropogene ingrepen (baggerwerkzaamheden, scheepvaart) een belangrijke rol. Als er sprake is van grote hoeveelheden zwaar verontreinigd, resuspendeerbaar sediment wordt het gebied in kwestie aangewezen als risicogebied.
Van de 93 onderzochte sedimentatiegebieden zijn er 18 als “area of concern” en 22 als risicogebied geclassificeerd. Terwijl voor de risicogebieden maatregelen ter reductie van het risico op verspreiding van verontreinigd sediment zijn uitgesproken, wordt voor de “areas of concern” waakzaamheid aanbevolen.
De sedimentatiegebieden in de Duits-Franse Bovenzijn zijn voornamelijk verontreinigd met hexachloorbenzeen. Deze giftige substantie, een bijproduct van de productie van andere stoffen, is in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ter hoogte van Rheinfelden op de Rijn geloosd. Na de lozing op de wateren adsorbeerde het hexachloorbenzeen aan het aanwezig sediment en werd vervolgens samen met het slib vanaf Rheinfelden stroomafwaarts getransporteerd. Tegenwoordig komt het verontreinigde sediment voornamelijk in de stuwen in de Duits-Franse Bovenrijn voor.
In de sedimentatiegebieden in de Middenrijn, Duitse Nederrijn en de Rijndelta zijn zware metalen zoals cadmium en poychloorbifenylen (PCB’s) de relevante contaminanten. Cadmium is zeer giftig en wordt gebruikt in accumulatoren en als corrosiewerend middel. PCB’s vormen een stofgroep die niet alleen in sediment, maar ook in vissen accumuleert en vroeger werd toegepast als hydraulische vloeistof in mijnen en als isolatieolie in condensatoren van elektrische apparaten.
De hierboven genoemde giftige stoffen zijn grotendeels historische verontreinigingen, d.w.z. dat deze stoffen vroeger op de Rijn zijn geloosd, maar tegenwoordig nog steeds worden aangetroffen, omdat ze aan het sediment of het zwevend stof zijn geadsorbeerd. Sediment kan dus worden beschouwd als het langetermijngeheugen van een rivier.
De stand van de uitvoering van het Sedimentmanagementplan wordt weergegeven op een kaart (stand: 2015) en beschreven in ICBR-rapport 212 (stand: 2013).
In ICBR-rapport 269 wordt een beschrijving gegeven van de stand van de uitvoering tot eind 2018 en een voorstel gedaan voor nieuwe relevante sedimentatiegebieden.
Er zal daarnaast voor 2027 een concept worden opgesteld voor een kwantitatief sedimentmanagement.