ICBR – Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn

ICBR publiceert richtinggevend monitorings- en beoordelingssysteem voor microverontreinigingen - maakt controle mogelijk van het 30%-reductiedoel in het Rijnstroomgebied

Microverontreinigingen zijn in water opgeloste schadelijke stoffen die alleen met veel moeite uit het water kunnen worden verwijderd en ook in lage concentraties negatieve effecten kunnen hebben op de drinkwaterproductie en aquatische ecosystemen. Ze komen uit verschillende toepassingen, zoals geneesmiddelen, industriële chemicaliën of pesticiden.

Het ''Zero Pollution Package'' is op Europees niveau gericht op de vermindering van de vervuiling door deze microverontreinigingen. Deze ambitie is geconcretiseerd in voorstellen voor de actualisering van de stoffenlijsten voor de Kaderrichtlijn Water en voor de actualisering van de Richtlijn stedelijk afvalwater en de Richtlijn industriële emissies. In december heeft de Europese Commissie haar Zero Pollution Monitoring and Outlook Report gepubliceerd. Ook in de landen van het Rijnstroomgebied worden er zowel op nationaal als regionaal niveau al grote inspanningen geleverd om microverontreinigingen te verminderen.

De Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) houdt zich al ruim tien jaar intensief bezig met microverontreinigingen en heeft in 2019 ICBR-rapport 253 uitgegeven met aanbevelingen voor maatregelen om microverontreinigingen te verminderen. Tijdens de zestiende Rijnministersconferentie op 13 februari 2020 in Amsterdam is het programma Rijn 2040 aangenomen, waarin als doel voor het Rijnstroomgebied een vermindering van de emissies van microverontreinigingen met minstens 30% voor 2040 is vastgelegd.

Om dit reductiedoel regelmatig te kunnen controleren, is er een systeem voor de monitoring en beoordeling van microverontreinigingen ontwikkeld. Nu wordt dit richtinggevende systeem voor heel Europa gepubliceerd als ICBR-rapport 287 in het Nederlands, het Duits, het Frans en in het Engels.

 

58 stoffen, 48 meetlocaties

Voor de drie emissiebronnen van microverontreinigingen (''stedelijk afvalwater'', ''industrie/MKB'' en ''landbouw'') worden er 58 stoffen gemonitord. Deze stoffen zijn representatief en kunnen negatieve gevolgen hebben voor de beschermingsdoelen ''drinkwater'' en ''aquatische ecosystemen''. Voorbeelden hiervan zijn de pijnstiller diclofenac, de stof melamine, die o.a. in de houtindustrie wordt gebruikt, of het herbicide nicosulfuron. Onder de gemonitorde stoffen vallen ook de poly- en geperfluoreerde alkylverbindingen (PFAS), die uit verschillende bronnen voortkomen. De stoffenlijsten worden om de drie jaar gecontroleerd, zodat er nieuwe indicatorstoffen kunnen worden opgenomen en stoffen die niet meer relevant zijn, kunnen worden geschrapt.

De monitoring voor de emissiebronnen stedelijk afvalwater en industrie gebeurt door middel van maandelijkse metingen op twaalf meetlocaties van Weil am Rhein bij Bazel tot Maassluis bij Rotterdam. Vier van de twaalf meetlocaties zijn gelegen aan de grote zijrivieren Aare, Neckar, Main en Moezel. Voor microverontreinigingen uit de landbouw zijn er 36 meetlocaties geselecteerd aan kleinere wateren in door landbouw beïnvloede gebieden in het stroomgebied van de Rijn.

De metingen in het Rijnwater worden aangevuld door een meetprogramma in zwevend stof, dat wordt uitgevoerd door de Duitse dienst voor hydrologie (Bundesanstalt für Gewässerkunde, BfG). De BfG zal elke maand op drie meetlocaties het zwevend stof onderzoeken op vijftig stoffen. Zwevend stof bestaat uit organische of minerale vaste stoffen die in de vorm van kleine deeltjes worden vervoerd door de rivier. Het is een goede indicator voor verontreinigingstrends op lange termijn.

 

Om de drie jaar rapportage

Het reductiedoel wordt per stof en per meetlocatie beoordeeld. De periode 2016-2018 dient als referentie. Om het reductiedoel van 30% voor 2040 te halen, moet voor elke stof de vracht met gemiddeld 1,5% per jaar worden verminderd. Voor de landbouw is in verband met de sterk schommelende concentraties een aparte beoordelingsmethode gekozen, die is gericht op het aantal overschrijdingen van een vastgestelde waarde.

In de toekomstige rapportage zal in een tabel voor elke stof en elke meetlocatie worden aangegeven of de dan gemeten reductie voldoende (doel wordt gehaald), nog net voldoende (doel zal bij gelijkblijvende inspanning worden gehaald) of onvoldoende is (doel zal alleen worden gehaald als de inspanningen worden vergroot). De drietrapsbeoordeling wordt gevisualiseerd met behulp van stoplichtkleuren.

Een totaalevaluatie met rapportage in de vorm van een ICBR-rapport gebeurt om de drie jaar, voor het eerst in 2024. In het kader van deze regelmatige evaluatie zal ook worden gecontroleerd of het nodig is om het reductiedoel aan te scherpen.
 

Met vragen kunt u terecht bij

Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR)
Marc Daniel Heintz
marcdaniel.heintz@iksr.de
 

De ICBR in het kort

In de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) werken Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland en de Europese Unie al meer dan zeventig jaar samen op basis van een volkenrechtelijke overeenkomst om de verschillende gebruiksfuncties en de bescherming van de rivier met elkaar in overeenstemming te brengen. In het kader van de tenuitvoerlegging van de Europese richtlijnen is de grensoverschrijdende samenwerking uitgebreid met Oostenrijk, Liechtenstein, Italië en Wallonië.

De huidige voorzitter is Veronica Manfredi van de Europese Commissie. Een internationaal bezet secretariaat dat is gevestigd in Koblenz (Duitsland) staat haar en de overleggroepen van de ICBR terzijde.

Zie ook www.iksr.org en https://twitter.com/ICPRhine.