1. Inleiding
In de zomer van 2003 zorgden een buitengewone warmteperiode en de lage afvoer voor een gevaarlijke opwarming van het water in de Rijn en zijn zijrivieren. In de Hoogrijn bedroeg de watertemperatuur 26°C, in het Duitse Rijntraject werden temperaturen gemeten boven 28°C en in Nederland warmde de Rijn op tot 28°C. In het ICBR-rapport dat vervolgens werd gepubliceerd “Warmtebelasting van de wateren in de zomer van 2003” (ICBR-rapport nr. 142) moest men het antwoord op een aantal vragen omtrent de antropogene warmtelozingen schuldig blijven. Aangezien de laatste ICBR-inventarisatie van de warmtelozingen dateerde van 1989 (ICBR-rapport nr. 15) was een actualisatie van de inventarisatie van de antropogene warmtelozingen voor het jaar 2004 noodzakelijk alvorens eventuele aanbevelingen voor de toekomst te formuleren ter reductie van de warmtebelasting tijdens extreem hete periodes.
2. Randvoorwaarden voor de inventarisatie van de warmtelozingen