De Rijn, zijn zijrivieren en de meren in het Rijnstroomgebied behoren tot de categorie van de oppervlaktewateren. Een goede waterkwaliteit is een van de belangrijkste doelen van het ICBR-programma “Rijn 2040” en van de Kaderrichtlijn Water.
Menselijke gebruiksfuncties, zoals wateronttrekking, lozing van afvalwater of scheepvaart, vertegenwoordigen elk een min of meer sterke belasting van de oppervlaktewateren in het Rijnstroomgebied. Om de effecten van die gebruiksdruk te kunnen beoordelen, worden de gebruiksfuncties regelmatig onderzocht in het kader van internationale en nationale meetprogramma’s. De ICBR vat de resultaten van dit onderzoek en een beoordeling van de waterkwaliteit samen en publiceert het geheel.
Oppervlaktewateren zijn samen met het grondwater een cruciale waterhulpbron voor landbouw en industrie. Meren, beken en rivieren evenals riviermondingen en kustwateren vormen tevens levensgebieden voor een veelsoortige flora en fauna.
De Europese Kaderrichtlijn Water schrijft voor dat alle oppervlaktewateren een “goede ecologische” en een “goede chemische” toestand moeten bereiken.
er voor de oppervlaktewateren in het Rijnstroomgebied een standstill-principe geldt? De Europese Kaderrichtlijn Water bepaalt namelijk dat hun kwaliteit er in geen geval op achteruit mag gaan.